Elk aansluitpunt heeft een gekoppeld meetpunt. We moeten immers bij elke overgang van het transportnet naar het net van de klant kunnen tellen. In de praktijk zijn er nog enkele historische situaties waarin het meetpunt zich ergens anders bevindt, wat wordt opgelost met coëfficiënten.
Voorbeeld:
- Een eenvoudige opstelling zoals een windturbine (die rechtstreeks op het transmissienet is aangesloten) heeft ook een meetpunt op het aansluitpunt.
- Een eenvoudige opstelling zoals een windturbine binnen een klantennet hoeft niet altijd een teller te hebben. Als er een teller is, bijvoorbeeld om gegevens aan VEKA te leveren, dan is er een meetpunt.
Een meetpunt en een aansluitpunt hebben in principe een andere 18-cijferige EAN-code. Het verschil zit hem in de nuance dat wij de EAN-code van het aansluitpunt beschouwen als het fysieke punt waar het transportnet overgaat in het klantnet. Op zijn beurt duidt het meetpunt de teller aan, die de energie via dit punt telt.
In principe beschikken klanten over alle EAN's. Vaak zullen zij die van het toegangspunt kennen, omdat deze de basis vormen voor de facturering en die van de verschillende meetpunten in hun installatie.
In EPIC worden de gegevens gerapporteerd op het EAN van het meetpunt.
NB: In EVMS rapporteren wij de meetgegevens van de aansluitpunten aan onze klanten met het EAN van het aansluitpunt, wat niet 100% in overeenstemming is met het gehanteerde principe. In een volgende versie zal dit waarschijnlijk niet meer het geval zijn, maar dit is niet voor de nabije toekomst.